Het verhaal van evacué Ben Kersten

Ben Kersten: Een trouw gebleven evacué

Het verhaal van twee broertjes als evacué in de kost bij Bonne en Griet de Boer

Het is een bekend verschijnsel dat met het klimmen der jaren, en dus het ouder worden, herinneringen steeds meer een rol gaan spelen in het leven van een mens. Dat is namelijk bij mij het geval en dat zal mag ik aannemen ook bij Griet en Bonne wel het geval zijn.

De oorlogsjaren hebben in hun levensloop een rol toebedeeld gekregen en zullen zeker in hun herinnering gegrift staan. Immers deze nare tijd hebben zij dan niet rechtstreeks aan den lijve ondervonden, maar de neveneffecten als huisvesting, inrichting en niet op de laatste plaats het op je dak toegeschoven krijgen van twee jonge, wildvreemde knapen moet ook hen niet onberoerd hebben gelaten.

Nare gebeurtenissen hebben bij tijd en wijle dikwijls ook prettige kanten. Hoe paradoxaal het ook mag klinken, de schrijver dezes, zijnde één van genoemde twee knapen, herinnert zich de periode Ureterp als een van de betere uit zijn leven.

Toen mij door Sake de Boer gevraagd werd mijn ervaringen uit die tijd op papier vast te leggen, heb ik geen moment geaarzeld de schrijfmachine te pakken en iets van mijn persoonlijke ervaringen neer te schrijven om deze vervolgens op te dragen aan het GOUDEN BRUIDSPAAR BONNE EN GRIET.

Mijn gedachten gaan uit naar die 7e oktober 1944. Toen het huisgezin waartoe ik behoorde uit het huis werd verdreven door de Duitsers. Met niet meer bagage dan de kleren die je aan had en wat dekens om je ergens ter ruste te leggen begon een tocht met de nodige ontberingen als honger, kou en gebrek aan goede huisvesting, die zou eindigen op 1 april 1945.

Op zaterdag 31 maart 1945 in de namiddag kwam het gezin Kersten in Ureterp aan en werd met nog meer geëvacueerden ondergebracht in café (Gorter?). De zon scheen vrolijk die middag. Was dat een voorteken van een betere tijd?

Zondag 1 april, het was eerste Paasdag, werden we afgehaald, zo later bleek door Bonne, en op de boerenwagen gebracht naar de boerderij aan de schoollaan. Op dat moment zijn je gedachten: wat staat je nu weer te wachten en hoe word je geaccepteerd. En zoals Bonne me later vertelde was zijn eerste indruk van ons niet erg hoopvol geweest.

Als ik nu nog op de TV beelden zie van vluchtelingen, dan kan ik mij die reactie levendig voorstellen.

Samen met mijn helaas te vroeg overleden broer Henk betraden we het kleine keukentje, waar Griet zich als eerste over ons ontfermde. Ik herinner me die zachte en warme stem van haar die meteen al zo hoopvol overkwam. Nog zie ik op het fornuis dat kleine gietijzeren braadpannetje van waaruit een heerlijke lucht van vlees omhoog dwarrelde. Vlees dat we in al die maanden niet gezien laat staan gegeten hadden. En ik herinner me nog dat Henk en ik elkaar veelbetekenend aankeken. Eten leek voor ons het meest ideale dat er te bereiken was en Bonne en Griet zouden dat ook al ras merken. Vanaf het ontbijt tot aan de laatste (vijfde) maaltijd van de dag waren broer Henk en ik present om ons partijtje, maar dan wel op een vraatzuchtige wijze mee te blazen. Bonne en Griet dachten, zo vertelden zij mij naderhand, dat we onverzadigbaar leken. Maar eenmaal doorvoed kon Griet bij het koken na enige tijd met aanzienlijk minder volstaan.

In mijn herinnering zie ik nog voor me dat kleine blonde kopje met van die kleine stekeltjes. Het gezicht vol sproetjes. De eerste telg, Sake geheten. Volgens mij heel slim, totaal niet op zijn mondje gevallen en gezien zijn belangstelling voor de boerderij in mijn ogen een aspirant boertje. Hij was ook het speelkameraadje van Martien, mijn jongere broer. Hij logeerde bij de buren samen met mijn ouders. De buren waren tevens familie en ik noemde hen zoals iedereen Pake en Beppe.

Op en rond de boerderij probeerden Henk en ik ons zoveel als mogelijk was nuttig te maken. Vooral Henk ontpopte zich als een volleerde boerenknecht. Hij kon melken en daardoor konden Griet en Bonne op een zondagmiddag met een gerust hart op de fiets naar Griet's zuster toe. Mijn aandeel van de melkproductie bestond in het karnen van dit kostelijke witte vocht tot het even kostelijke boter. Dit alles op een clandestiene wijze, dus in het geniep, want deze zelfwerkzaamheid was verboden. We hielpen op het land aan de overzijde met het poten van de aardappels en tijdens de hooitijd met keren van het gras. Ik herinner mij nog die grote gietijzeren pot buiten, waarin het water werd verhit voor de grote schoonmaak van de stallen. Ik wiedde het onkruid in de door Bonne aangelegde moestuin en ben er nog steeds trots te horen dat de opbrengst nog nooit zo hoog was geweest.

Ik herinner mij dat heerlijke friese roggebrood met zelfgekarnde roomboter en besmeerd met door Griet zelfgemaakte siroop. Het witte zand waarmee het erf tijdens het weekeinde werd bestrooid.

Dat ik voor zogenaamd muzikaal lawaai zorgde na de avondmaaltijd waarbij Jan, de broer van Griet, dikwijls getuige was. Ik herinner mij de "Oare" (schrijf ik het goed?), het beste paard op stal. Dat ik sexuele voorlichting kreeg toen ik erbij mocht zijn tijdens het kalveren van een koe. Het agressieve gedrag van het varken in de wei tussen beide boerderijen in. Wanneer ik naar de buren ging was dat doorgaans in ijltempo. Beike, de kleine foxterrier, die uitstekend met ratten raad wist.

Maar ik herinner mij ook die vrijdagavond de 13e april. We keerden terug van het land aan de overkant. Op een fiets reed een man met een oranje band om de arm en een geweer op zijn rug. De betekenis hiervan zouden we de volgende dag vernemen. Ik herinner me nog dat het die avond vreemd stil was. Stilte voor de storm?

De dag daarop werden we vroeg gewekt door veel lawaai buitenshuis.

Er werd geschoten en nog wisten we niet precies wat er aan de hand was tot het moment dat de dokter, gevlucht uit het dorp, veilig onderdak zocht. Hij wist te vertellen dat er in het dorpcentrum een vuurgevecht plaats vond tussen wat terugtrekkende Duitsers en een aantal wat te vroeg in aktie gekomen verzetsmensen. Nadat het rustig was geworden en we buiten poolshoogte namen, zagen we enige Canadese verkenningswagens, die door de laan reden. Deze hadden vlak te voren een einde gemaakt aan deze nutteloze strijd. De dagen daarop volgend trok een eindeloze stoet Canadezen door het dorp op weg naar Groningen.

Enkele weken later trokken weer soldaten, maar dan te voet door Ureterp. Maar dit waren Duitse krijgsgevangenen. Ik weet nog dat niemand op straat mocht komen in verband met incidenten die eerder elders hadden plaats gevonden. Na de bevrijding gingen we 's avonds luisteren naar de radio in het dorp, waar een rijkspolitieman een luidspreker buiten had opgesteld. Om zo het laatste nieuws te vernemen, want de oorlog was nog niet ten ten einde. Want hoezeer we ook genoten van de gastvrijheid, ons hart en verlangen ging toch uit naar vereniging van ons hele gezin in eigen huis en omgeving.

Ik herinner mij ook nog die 5e mei. Moeder was jarig en ze lag nog in bed toen Henk en ik haar als verjaardagsgeschenk de bevrijding konden melden.

En zo verstreek de tijd en brak de 26e juni aan. De dag dat we terug konden naar ons huis in Arnhem, dat wel beschadigd, maar provisorisch voldoende hersteld was om bewoonbaar te worden verklaard.

Toch viel het afscheid zwaar. We waren van ingekwartierden, van wildvreemden, zomaar huisgenoten geworden. We hadden elkaar geaccepteerd en gerespecteerd. We waren vrienden voor het leven geworden. Nog steeds denk ik met dankbaarheid terug naar hen, naar jullie Griet en Bonne, die ons leven weer inhoud hadden gegeven.

Toen ik enkele jaren terug een rondreis maakte met mijn vrouw door Friesland was het net of ik nooit weg was geweest. En overal in de provincie vond ik dat terug, dat mij tijdens de evacuatieperiode zo was bijgebleven. Die warmte en die niet uitgesproken maar ingetogen hartelijkheid en gastvrijheid. Het is hierdoor dat ik een ambassadeur van Friesland ben geworden. Dat wil zeggen, ik kan geen kwaad woord over de Friezen horen.

Bonne en Griet, jullie waren fijne mensen. Ik dank jullie voor al het goede dat je ons gegeven hebt. Jullie hebben ons leven gered. Jullie hebben ons voedsel, kleding, maar bovenal warme liefde geschonken. Toen ik bij jullie was, was jullie huwelijk pas begonnen.  Nu zijn jullie 50 jaar getrouwd. Een lange tijd, maar naar ik mag hopen en jullie toewensen, nog een veel langere tijd samen in goede gezondheid.

Ben Kersten (een trouw gebleven evacué)

voor meer verhalen o.a. zie ook de website ureterpinoorlogstijd.nl

De boerderij aan de Skoalleane van Bonne en Griet de Boer